Goes is in de 10e eeuw ontstaan aan de rand van een kreek genaamd de Korte Gos. Het op een kreekrug gebouwde dorp groeide snel en reeds in de 12e eeuw was er sprake van een marktplein en een aan Maria Magdalena gewijde kerk. Door de snelle groei kreeg Goes in 1405 stadsrechten van de graaf van Zeeland, Willem VI en in 1417 officieel toestemming om zich te versterken met stadsmuren en een stadsgracht. De welvaart van de stad was gebaseerd op lakennijverheid en de winning van zout, dat uit veen gewonnen wordt, het zogeheten darinkdelven. In de 16e eeuw ging het Goes minder voor de wind. De verbinding met zee verzandde en in 1554 vernietigde een grote stadsbrand het noordwestelijk deel van de stad. De oorzaak was een in brand geraakte zoutkeetin combinatie met een straffe noordoostenwind.